J. van Dorp, "De NBV vergeleken met vroegere vertalingen (12) Wat stond er eigenlijk?" in Met Andere Woorden, 2006/4 p. 45-47
Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Toen [63]verlangde [de ziel] van den koning David zeer om naar Absalom [64]uit te trekken; want hij had zich [65]getroost over Amnon, dat hij dood was. 63. Of, bezweek, werd verteerd; idem, de begeerte, de lust verteerde David. Het Hebreeuwse woord is gesteld in het vrouwelijke geslacht, zulks dat het op David niet past, maar wel op zijne ziel, welk woord hier ingevoegd is uit Ps.84:3, en Ps.119:81; waar dergelijke manier van spreken alzo voluit gevonden wordt. Zie ook Job 19:27. 64. Dit kan men verstaan van te doen uittrekken; dat is, iemand uit de zenden om Absalom weder te halen. 65. Dat is, hij had den rouw over Amnons dood afgelegd. Zie Gen.37:35, en Gen.38:12.